Per 1 januari 2024 geldt er voor de toepassing van de 30%-regeling een maximumbedrag. Deze aftopping geldt alleen voor ingekomen werknemers en niet voor uitgezonden werknemers. Dit heeft de Kennisgroep IBR IB niet winst/LB/PH-aanslag van de Belastingdienst bekendgemaakt in een standpunt.
Buitenlandse werknemers die in Nederland komen werken (ingekomen werknemers), kunnen voor de extra kosten die zij daardoor maken dankzij de 30%-regeling onder voorwaarden maximaal 30% van hun loon onbelast ontvangen. Per 2024 geldt voor deze regeling een maximumbedrag dat een werkgever gericht vrijgesteld kan vergoeden. Dit maximumbedrag is 30% van het bedrag van de norm uit de Wet normering topinkomens (WNT-norm), de zogenoemde Balkenendenorm. Deze nieuwe maatregel (artikel) geldt alleen voor ingekomen werknemers waarvoor de werkgever de 30%-regeling mag toepassen op grond van een beschikking. Dat blijkt uit het standpunt van de Kennisgroep IBR IB niet winst/LB/PH-aanslag.
De aftopping geldt dus niet voor werknemers die door een werkgever uitgezonden worden naar het buitenland (uitgezonden werknemers). De regels over de aftopping zijn namelijk opgenomen in artikel 31a lid 8 van de Wet op de loonbelasting 1964. Die bepaling gaat over ingekomen werknemers. Maar de nieuwe regels staan niet in lid 9 van ditzelfde artikel. En dat lid gaat juist over uitgezonden werknemers. Daardoor geldt de aftopping dus niet voor uitgezonden werknemers.
De WNT-norm wordt jaarlijks geïndexeerd. Voor 2023 bedraagt de norm € 223.000. Voor 2024 en verder zijn de bedragen nog niet bekend. Voor 2023 zou de aftopping betekenen dat een werkgever maximaal € 66.900 (30% van € 223.000) onbelast kan vergoeden op basis van de 30%-regeling.